zondag 31 juli 2011

Te Hoy en te gras


Niet alle boeken worden uitgelezen. Het boek Ulysses van James Joyce wordt niet alleen bejubeld als meesterwerk maar tevens verguisd door een derde plaats bij de verkiezing van het ‘Minst uitgelezen boeken ooit’. Wat is er voor nodig om de lezer tot het einde te boeien? Nicolien Mizee, gaf schrijfles aan de Volksuniversiteit in Haarlem en vatte het samen in ‘de eerste Wet van Mizee’: Iemand wil iets, dat gaat mis, en dan gebeurt er iets anders…

Verrassing, mislukking en contrast heb ik dus nodig om het verhaal van mijn hoofdpersoon spannend te maken. In haar wervelende wereld, die van een succesvol kunstenaar, is geen ruimte voor bezinning. Onophoudelijk klinkende ringtones en uitpuilende mailboxen zullen daarvoor eerst het veld moeten ruimen voor natuur, rust en eenzaamheid. Waar is die plek, die haar geeft wat ze wil? Waar is die plek, waar het vervolgens misgaat? Waar is die plek, waar dan iets heel anders gebeurt?
Het is een eiland met steile klippen, uitgestrekte weilanden en meer rust dan zelfs een opgejaagd mens lief is. Goedwillende bewoners, die beter weten dan zich met een toevallige toerist te bemoeien. Grazende schapen, die niet beter weten dan een toevallige toerist te volgen. Het schilderij was in mijn hoofd al met een paar penseelstreken af. Zou zo’n eiland echt bestaan en waar zou het liggen?
Google biedt zo als gewoonlijk uitkomst. Via de zoekterm ‘eilanden voor de Britse kust’, vind ik de Orkney Islands. In de zomer van 2008 reisde ik ter inspiratie met een vriendin naar het noorden van Schotland en voer met de boot naar het door mij gekozen eilandje Hoy. 
 










En zo werd Hoy de locatie waar mijn boek zich afspeelt. Verwacht echter geen super gedetailleerde landschapbeschrijvingen, geen culturele hoogtepunten of tips van wat je wel of niet moet doen op Hoy, want als ik ergens een hekel aan heb is het aan schrijvers die midden in hun verhaal een mini Lonely Planetgids verstoppen. Als u een reisgids wilde, had u die wel gekocht toch?

I don't run away from a challenge because I am afraid. Instead, I run toward it because the only way to escape fear is to trample it beneath your feet.
- Nadia Comaneci



Ria Schopman is Growing a Book called Alea
Herinnering: Duim voor mij!
Pak je camera of telefoon en stuur een foto van je duim naar growingabook@gmail.com gewoon voor de eeuwige roem, voor de leuk.

vrijdag 22 juli 2011

Duim voor mij!

Een op de vijf mensen heeft RSI klachten. Tintelingen, stijfheid, kramp, gevoelloosheid, krachtsverlies en een branderig gevoel, veroorzaakt door repeterende bewegingen. Kon je vroeger van de dokter nog best thuiskomen met een tenniselleboog of voetbalknie, het kwam immers door te veel sporten, zie maar eens een hippe verklaring te vinden voor een muisarm. Klinkt stukken minder sportief. Maar het kan erger. Met stip op nummer 1 in de RSI top tien, staat onze beschadigde opponeerbare vriend: de SMS-duim!

Wie had dat kunnen voorspellen? De opmars van de duim. Deze veredelde vinger heeft zelfs zijn eigen prijs; de Gouden Duim voor het origineelste sms-je.

Natuurlijk besliste hij vroeger in de arena al over leven en dood, maar dan alleen als hij vast zat aan de hand van een Romeinse keizer. En ja, hij zat altijd al vol met verhalen, die je er dan wel eerst uit moest zuigen natuurlijk. Maar lekker lummelen is er niet meer bij. Welke duim heeft tegenwoordig nog tijd om met een andere drukbezette duim, samen duimen te draaien?

Je ziet hem overal. Hij staat onder ieder bericht. Vind ik leuk. Zijn baas, Facebook, heeft zijn beeltenis tot in de verste achteraf steegjes van het internet verspreid. ‘Klik op mij, wees de eerste van je vrienden die dit leuk vindt.’ Kleine moeite, dus ik klik.


Toch, beste mensen, ben ik bang dat de duim ons onder de duim heeft. Als hij niet automatisch over ons telefoonschermpje zigzagt, drukt hij wel op knopjes van game controllers. Daar krijg je dan weer een Nintendo-duim van. De duim heeft de pen van de troon gestoten en dat maakt hem machtiger dan het zwaard. Wees er zuinig op.

Weet je wat? Laten we hem een vereeuwigen. Maak een foto van je duim voor mij. Ik lijst hem in en geef hem een ereplaatsje in mijn duimengallerij. Vind mij leuk. Duim voor mij!

Pak je camera of telefoon en stuur een foto van je duim naar
growingabook@gmail.com gewoon voor de eeuwige roem, voor de leuk.




Ria Schopman is Growing A Book called Alea


‘The secret of happiness is not in doing what one likes, but in liking what one does.’
-James Matthew Barrie


zaterdag 16 juli 2011

Debu-tante

Ik zwier gracieus rond in mijn met pailletten bezaaide baljurk. Ik flirt met Kluun en roddel met Saskia Noort. Voor het flitsend oog der paparazzi steel ik, door me behendig tegen Joost Zwagerman’s schouder te vleien, zijn plaats in de spotlights. Debutante op het boekenbal 2012.

‘Tante Ria, tante Ria, vertel een verhaaltje, asjeblieft?’ vraagt Caitlyn terwijl ze na een korte aanloop haar vederlichte meisjeslichaam over de slotgracht van mijn luchtkasteel werpt. Zo mijn schoot in.
‘Dat kan niet lieverd, ik ben aan het schrijven’.
‘Wanneer ben je klaar dan?’
‘Over een poosje.’
‘Tante Ria, ben jij een schrijver?’

In haar kinderlogica is geen plaats voor nuances als amateur of auteur, voor labels als lectuur of literatuur, voor negatieve of positieve gevoelswaarde van begrippen. Woorden betekenen voor haar nog gewoon wat ze betekenen. Iemand die schrijft, is een schrijver.

‘Als je klaar bent, tante Ria,’ probeert ze, ‘lees je het verhaaltje dan voor?’
‘Het is een verhaal voor grote mensen,’ zeg ik.
‘Maar ik ben ook een groot mens’ zegt ze, terwijl ze van mijn schoot af klimt en op haar tenen staand met haar armen ver boven haar hoofd reikt.
‘Veel groter dan Mandy en Megan.’



En zo is it. Alles is relatief. Hoe groot je bent, hangt alleen maar af van hoe klein je zusjes zijn. Als ik de lat voor mijn manuscript zo hoog leg, dat ik er zelfs met een poolstok niet overheen zou kunnen springen, komt dat boek er natuurlijk nooit.

‘Tante Ria’, plukt ze aan mijn T-shirt, ‘ben jij een schrijver?’
‘Ja, ik ben een schrijver,’ beken ik. Eindelijk uit de kast. Ik zat er zo diep in, dat ik al halverwege naar Narnia was.
‘En je bent ook mijn tante!’
‘Ja, ik ben jouw debu-tante!’

Ze gooit haar armpjes om mijn nek en samen gieren we het uit om dat rare woord dat haar niets zegt maar voor mij het startschot is voor de eerste etappe van een avontuurlijke reis op weg naar publicatie van mijn eerste boek.

‘Tante Ria, vertel je nu een verhaaltje, as-je-blie-hieft?’

‘I cannot be awake, for nothing looks to me as it did before. Or else I am awake for the first time and all before has been a mean sleep.’
- Walt Whitman





Ria Schopman is Growing A Book called Alea


Ria Schopman is Growing A Book!

Welkom op dit prachtige door de blogosfeer zwevende podium, waar ik de komende maanden zo'n twee keer per week mijn kunsten zal vertonen. De toegang is gratis, neem plaats in een comfortabele stoel, er wacht je een dampend kopje thee met een zelfgebakken koekje erbij. Vanuit mijn zachtjes wiegende schommelstoel lees ik voor. Uit eigen werk. Over een hersenspinsel, dat uitgroeide tot een gedachte en met andere gedachten een verhaal ging vormen, een verhaal dat geschreven wilde worden.
Hier begint mijn boek. Met subtiele verwijzingen naar inhoud, sfeer en locatie. Hier verander ik langzaam in een schrijver en ben je getuige van het ontstaan van mijn papieren eersteling. Geen dorre opsomming dus over het hoe en wat van het schrijven en uitgeven van een boek, maar een persoonlijk verslag met her en der wat tips.

Want schrijver worden, een boek publiceren. Op een feestje tussen neus en lippen door vermelden dat je debuutroman in de winkel ligt. Wie wil dat nu niet? In Nederland alleen al, delen een miljoen mensen mijn schrijver aspiraties en slechts een handje vol lukt het deze ambities te gelde te maken.


Schrijven is lijden. Bloedend achter je toetsenbord, gekooid door je schrijversblok. Wanhopig smekend om de terugkeer van je muze die alweer met de Noorderzon is vertrokken. In de greep van de twijfel, want het verhaal is nooit goed genoeg. Noch in de ogen van een bevriende proeflezer, een manuscriptbeoordelaar, een redacteur, een uitgever, noch in je eigen ogen. Zeker niet in de ogen van een recensent.
En ‘Slechte kritieken gaan nooit verloren,’ weet Willem Frederik Hermans, al voegde hij er voor de titel van een verzamel cd-ROM met 40.000 boekrecensies, voor zijn doen verrassend optimistisch aan toe: ‘goede ook niet, sinds kort’.

Om de eindstreep te halen moet je dus schrappen en schaven tot er niets meer over is. En dan begin je opnieuw. Kent u Holle Bolle Gijs, de sprekende prullenbak uit de Efteling? Zijn onverzadigbare broer staat naast mijn bureau. ‘Papier hier,’ klinkt zijn onophoudelijke lokroep terwijl hij zich tegoed doet aan de proppen van mijn afgekeurde pagina’s.

Dus wat bezielt je om schrijver te willen worden? hoor ik je denken.

Ik vergeef het je, je kent mijn verhaal immers niet. Mijn verhaal is een wild beest dat zich niet laat kisten door cijfertjes en statistieken. Mijn verhaal is onbevreesd. Moeiteloos buigt hij de tralies der kritiek uit elkaar met zijn spanningsboog. Onvermoeid rukt hij aan zijn ketenen en lispelt met gespleten tong: ‘Bevrijd mij, deel mij, vertel mij...'

Je ziet, ik heb geen keuze. Mijn verhaal is sterker dan ikzelf.

‘Now this is not the end. It is not even the beginning of the end. But it is, perhaps, the end of the beginning. ’- Winston Churchill




Ria Schopman is Growing A Book called Alea