zaterdag 24 december 2011

De Economische Kerstcrisis

Kerst toen:
Onder mijn Kerstboom staat het Kerststalletje uit mijn ouderlijk huis. Het Kerststalletje met het kindeke Jezus dat door ons toegezongen werd over herdertjes en stille, maar vooral, heilige nachten. Ik herinner me de magie. Wakker worden op eerste Kerstdag en op blote voeten de huiskamer in rennen om de 's nachts door mijn moeder gedekte ontbijttafel te bewonderen. Met mijn hand strijken over het door haar zelf geborduurde tafelkleed, de borden met het gouden randje, de ijverig gepoetste zilveren kandelaars. Dan door naar de Kerstboom waarvan de lichtjes voor een keertje 's nachts hadden mogen branden en gauw tellen hoeveel chocoladekerstkransjes er nog in hingen om vervolgens te constateren dat mijn broer er weer  stiekem eentje had weten te verschalken.
Na het ontbijt met de hele familie Billy Smart's Kerstcircus kijken en 's avonds zwijmelen bij The Sound of Music, waarbij wij onze gezichten zo diep mogelijk in mijn moeder's nek begroeven om onze traantjes te verbergen.

Kerststalletje uit mijn ouderlijk huis

Kerst nu: Het is crisis, economische crisis, we zitten in een dip. De AEX viel uit een vliegtuig zonder parachute en de beurzen dreigen te pletter te vallen. Banken staan op klappen en kunnen zonder staatssteun niet overeind blijven, bezuiniging is het toverwoord.

zondag 18 december 2011

Groeien, snoeien, bloeien

Winter ’61. Een onbewolkte ijsdag. Het is vijf graden onder nul. Maandag 18 december. De krant kopt met de gewelddadige inval van India in de Portugese enclaves Goa, Daman en Dioe. Het onder Gandi verdiende vreedzame imago is in een keer te niet gedaan. Het is rond achten.

In een kliniek in de Marconistraat in Den Haag kies ik haar. Zij zal mij koesteren, me toezingen, me troosten. Zij zal me vangen als ik val. In een andere kliniek waar zijn galblaas net is verwijderd, kies ik hem. Hij zal me leren fietsen, me leiden, me aanmoedigen. Hij zal me raad geven als ik twijfel.

Ik huil en vul mijn longen voor de allereerste keer. Mijn moeder lacht, want ze herkent deze begroeting. Ik ben het tweede meisje, met een mooi rond koppie vol zwart haar. ‘Wat een mooie baby,’ zegt de zuster en mijn moeder glimt. Ik krijg de namen van mijn beide oma’s: Maria Janna, roepnaam Ria. Vandaag precies 50 jaar geleden werd ik geboren.

Mamma en ik, Joke, Ton en pappa

Zomer ’11. Het water komt met bakken uit de hemel. Het is dertien graden. Zaterdag 16 juli. De Griekse schuldencrisis domineert de voorpagina en mediamagnaat Rupert Murdoch heeft spijt van de afluisterpraktijken van zijn schandaalkrant. Het is rond twaalven.
Achter een computer ergens in Den Haag kies ik de knop ‘bericht publiceren’. Mijn blog zal me faciliteren, zal me promoten, zal me vooruithelpen. Mijn blog zal mij een podium geven, om mijn schrijftalent te etaleren.

vrijdag 9 december 2011

Het Schaduwpaleis

Lang geleden, in een land hier ver vandaan, leefde eens een ambitieuze koning. Hij wilde het beste staatshoofd zijn, dat zijn onderdanen zich maar konden wensen. Gezegend als hij was met eigenschappen als rechtvaardigheid, vredelievendheid en een groot verantwoordelijkheidsgevoel, was de kans dat hij zou slagen heel groot. Maar omdat hij een mens was als ieder ander, had hij ook wat minder goede eigenschappen, die hij met alle macht onderdrukte omdat ze nu eenmaal niet pasten in zijn plan. Daarom stopte hij ze zo ver weg, dat hij bijna vergat dat hij ze nog had.

Het land was welvarend en leefde in vrede. Dat maakte de vorst erg geliefd. Toch werd hij steeds verdrietiger tot hij op een dag zo depressief was, dat hij zijn raadsman ontbood.
‘Zonder jouw wijze woorden ben ik niets, zonder jouw raad had ik nooit die netelige situaties op kunnen lossen, zonder jouw kalmte had ik nooit dit land kunnen regeren. Jij zou een beter staatshoofd zijn dan ik.’

Wat de koning niet besefte was dat hij zijn eigen talenten op de raadsman projecteerde, om zichzelf aan zijn eigen goede eigenschappen te herinneren, totdat hij ze ten volle zou benutten. Maar hij werd verteerd door een leegte, die zich niet liet vullen met het gejuich van zijn onderdanen, de lovende woorden van zijn raadsman, zelfs niet met de liefde van zijn kinderen.

De raadsman, die zijn goede vriend wilde helpen, trok met een groep dappere strijders het land in om een medicijn te vinden. Overal waar ze kwamen, spraken mensen over een vrouw die ze de lettergoochelaar noemden. Deze wijze vrouw strooide haar letters kwistig in het rond om een naam voor een pasgeborene te vormen, een wegwijzer te vormen, of simpelweg om een verhaal te creëren met geen ander doel dan de mensen te vermaken. Haar moet ik vinden om mijn goede vriend te helpen, dacht de raadsman en hij volgde het spoor der letters. Hij vond haar in een dorpje niet ver van het paleis en vroeg haar te helpen.





De miserabele monarch zat op zijn troon, zijn hoofd gebogen van droefheid en van de zware ketting met de vele sleutels die om zijn hals hing.
‘Waarom draagt u al die sleutels om uw nek?’ vroeg de vrouw.
‘Ze passen op deuren die altijd gesloten moeten blijven.’
‘Als je leeft in een paleis waarvan de helft van de kamers afgesloten zijn, bezit je eigenlijk maar een half paleis. Om de beste koning te worden die uw onderdanen zich maar kunnen wensen, moet u alle kamers van het paleis openstellen.’
Ze nam hem bij hand en liep de eindeloze gang met gesloten deuren door.
‘Deze hier, maak maar open.’
‘Maar daar woont mijn egoïsme?’
‘En heeft dat er niet vaak voor gezorgd dat u een plan doorzette, u niet bekommerend om anderen omdat u een doel voor ogen had?’
De koning knikte en gooide deur open. Hij liep naar de volgende deur.
‘En wie woont hier?’
‘De uitsteller, die er voor zorgde dat ik me niet als een blinde dwaas in allerlei avonturen stortte.’
De vrouw knikte.
‘Deze ook?’ vroeg hij.
‘Ja,’ zei de vrouw. ‘Alleen iemand die haat kent, kan volledig liefhebben. Omarm daarom al uw schaduwen. Ze maken u compleet, ze maken u tot wie u bent.’

Zo blij als een kind rende hij door de gangen en opende een voor een alle gesloten deuren; vraatzucht, hebberigheid, wreedheid, onvoorzichtigheid en angst. Maar eenmaal bij de kerkers aangekomen aarzelde hij voor een zware gebarricadeerde poort.
‘Die ook,’ zei de vrouw. ‘Zonder zijn aanwezigheid is het leven maar half. Ze houden elkaar in stand, ze horen bij elkaar zoals dag en nacht, licht en schaduw, goed en kwaad.’ En hij opende de poort en liet de dood ontsnappen.

Zo was hij eindelijk geworden wat hij zich voorgenomen had. De beste koning die zijn onderdanen zich maar konden wensen. Een compleet mens. En hij leefde nog lang en gelukkig.




Through the labyrinth of doors
In life’s endless corridors
We don’t need a key
‘Open sesame’
Stay close by my side
Follow me into the light
Death is but a doorway
To the Akasha field









Bekijk hier de boektrailer:
http://www.youtube.com/watch?v=rDWnMxasN2c

Voor dit bericht werd ik geinspireerd door het boek 'LICHT op schaduw' van Debbie Ford

Ria Schopman is Growing A Book called Alea